In de plaats van 2
bytes of 16 bits per FAT-ingang (zoals bij FAT16) gebruikt FAT32 4 bytes of 32 bits. In FAT16 kunnen de
clusters genummerd worden van 0 tot 216. Dit geeft een maximaal aantal van 65.536. In FAT32 daarentegen is dit van 0 tot 232 = 4.294.967.296. Er zijn dus veel meer clusters, waardoor de clusters kleiner kunnen worden voor dezelfde schijf.
De maximum bestandsgrootte in een FAT32-partitie is 4
GB. Dat kan een probleem zijn voor
HD-camcorders met SDHC-kaartjes (die vrijwel altijd geformatteerd zijn als FAT32) die af en toe bestanden die groter zijn dan 4 GB moeten wegschrijven. (Als er meer dan ongeveer 49 minuten wordt gefilmd op 720p in
H.264/MPEG-4 en meer dan ongeveer 26 minuten op 1080p in H.264/MPEG-4.)
[bewerken] Voordelen
FAT32 heeft de volgende voordelen tegenover FAT16:
- FAT32 kan met grotere harde schijven (max. 2 terabyte) werken dan FAT16 (max. 2 GB).
- In FAT16 zijn er maar 512 entry’s (ingangen) mogelijk in de hoofddirectory. Met lange bestandsnamen die meerdere entry’s innemen kan dit al snel problemen geven. Daarom wordt de hoofddirectory in FAT32 opgeslagen zoals een gewone directory, zodat er een onbeperkt aantal entry’s in kunnen.
- FAT32 gebruikt kleinere clusters, zodat er minder slack is. Dit is vooral van belang voor grotere schijven. Op een schijf van 2 GB kun je bijvoorbeeld gemakkelijk 200 tot 300 MB winnen met FAT32 (dat is 10 tot 15%).
- De beide FAT-tabellen staan niet meer in het begin van de schijf, zodat ze minder snel beschadigd worden.