Dit snap ik niet, bij mijn weten word een weerstandwaarde in Ohm uitgedrukt, en indien nodig daarbij een bepaald wattage.
Misschien heb je hier iets aan
SCHAKELINGEN EN ELEKTRONICA.
We weten dat de spanning in Volt wordt uitgedrukt, de stroomsterkte in Ampère en de weerstand in Ohm.
Spanning = Volt (U)
Stroomsterkte = Ampère (I)
Weerstand = Ohm (W)
Als de spanning toeneemt neemt de stroomsterkte toe en als de weerstand toeneemt, neemt de stroomsterkte af.
Met andere woorden: de stroomsterkte is evenredig met de spanning en omgekeerd evenredig met de weerstand.
Stroomsterkte neemt toe als de spanning toeneemt en neemt af als de weerstand toeneemt.
Dit is de wet van
Ohm.
Spanning
U
Stroomsterkte =--------------of wel
I =---
Weerstand
R
Stroomsterkte ontstaat als er een spanningsverschil in een gesloten circuit aanwezig is.
Serieschakeling:
Als er twee weerstanden (verbruikers) in serie worden geschakeld, is de totale weerstand of vervangingsweerstand gelijk aan de som van de afzonderlijke weerstanden.
In serie schakelen betekent achter elkaar schakelen, zonder dat er een “vertakking” aanwezig is.
Indien in dit geval èèn verbruiker uitvalt zullen de andere verbruikers ook niet meer werken.
Denk b.v. aan een kerstboomverlichting (de stroomkring is onderbroken).
Parallelschakeling:
Bij parallel schakelen (naast elkaar) van weerstanden (verbruikers) is de vervangingsweerstand altijd kleiner dan de kleinste weerstand.
Bij parallelschakeling van de verbruikers zijn er dus wel “vertakkingen” aanwezig.
Een voorbeeld van een parallelschakeling is het verlichtingssysteem in een voertuig.
Stroomsterkte:
Daar iedere verbruiker een bepaalde stroomsterkte nodig heeft om te kunnen functioneren, kan men niet zo maar de stroomsterkte verminderen.
Om de stroomsterkte te verminderen, moet de installatiespanning verhoogd worden.
Dit klinkt vreemd, omdat volgens de wet van
Ohm de stroomsterkte toeneemt als de spanning verhoogd wordt.
Het uitgangspunt bij verhoging van de installatiespanning is echter dat aan het einde van de geleider een verbruiker aanwezig is die hetzelfde vermogen (Watt) opneemt.
Bij een lamp van 21 Watt zal de stroomsterkte bij een spanning van 12 volt
21
---- =1.75 A bedragen.
12
Bij een lamp van 21 Watt zal de stroomsterkte bij een spanning van 24 volt
21
---- =0.88 A bedragen
24
We zien dat bij een spanningsverdubbeling, maar bij een gelijk vermogen, de stroomsterkte is gehalveerd.
Ten gevolge van de kleinere stroomsterkte zal ook het spanningsverlies aanmerkelijk kleiner worden.
Vermogen:
De eenheid van elektrisch vermogen is de Watt.
Het vermogen is te bepalen door de spanning te vermenigvuldigen met de stroomsterkte
Watt = volt x ampère ofwel P = U x i